Ontwikkeling van het kind van 0 tot 4 jaar

De ontwikkeling die een kind doormaakt in de eerste vier jaar van zijn leven is enorm. In deze periode wordt de basis gelegd voor de rest van de ontwikkeling van het kind. Deze ontwikkeling voltrekt zich voor een groot gedeelte door rijping, maar een stimulerende omgeving is ook van belang om een kind de mogelijkheid te bieden tot een optimale ontwikkeling.

Motorische ontwikkeling en groei

In het eerste levensjaar maakt het kind een sterke groei door. Na twaalf maanden heeft het kind een gewicht dat drievoudig is aan het geboortegewicht en is het ongeveer 30 centimeter gegroeid. De pasgeboren baby heeft een aantal reflexen tot zijn beschikking die in de loop van het eerste jaar voor een groot deel zullen verdwijnen. Het kind gaat langzamerhand experimenteren met voorwerpen en het mondgebied is daarbij zeer belangrijk. Na ongeveer een jaar verloopt de groei minder snel en komt het zwaartepunt te liggen op ontwikkeling en de beheersing van de lichaamsfuncties. Het kind gaat kruipen, daarna staan en maakt aanstalten om te gaan lopen. De jaren hierna zal een kind zijn grof- en fijnemotorische capaciteiten verder ontwikkelen tot hij/zij het volwassen stadium heeft bereikt zowel geestelijk als lichamelijk. Er zal namelijk mede door het steeds rationeler denken een motorische zekerheid ontstaan. Wanneer er sprake is van een zogenaamd totaal evenwicht tussen psyche en lichaam kan men spreken van een voltooide motorische eenheid.

Gehechtheid

De gehechtheidrelatie wordt gedefinieerd als een relatief langdurige affectieve band tussen een kind en één of meer volwassenen met wie het kind regelmatig interacteert. Om een kind een veilige gehechtheidrelatie op te laten bouwen, is het van belang dat de volwassene responsief op het kind reageert. Dit houdt in dat de volwassene snel en adequaat reageert op de signalen van het kind en daarbij het kind de ruimte geeft voor eigen activiteiten. Een vaste vertrouwenspersoon blijkt gunstig te zijn voor de emotionele en sociale ontwikkeling van kinderen. De hechtingspersoon hoeft niet noodzakelijk de moeder te zijn. Ook anderen kunnen deze rol op zich nemen. Een goede hechting betekent voor een kind een basisveiligheid en deze basisveiligheid is het fundament van zijn ontwikkeling. Wisseling van hechtings-personen blijkt niet nadelig te zijn voor het kind. Het gaat om de kwaliteit van de relatie met het kind. Het hechtingsgedrag ontwikkelt zich in de tweede helft van het eerste levensjaar. Belangrijk voor het vertrouwen van het kind is de toegankelijkheid en de reacties van de hechtingspersoon (meestal ouders /verzorgers). De emotionele band tussen kind en ouder in zijn latere ontwikkeling is het product van de vroege hechting.

Cognitieve en sociale ontwikkeling

De lichamelijke ontwikkeling brengt een kind in contact met ruimtelijke structuren. Er ontstaat kennis van tijd door het vertrouwd raken met tijdsstructuren. Dit geldt ook voor de structuur van de moedertaal. Dit zijn sociaal structuren waarbij gevoelens en het kennen een rol spelen. Een kind leert en wordt inhoudelijk rijker. In het eerste levensjaar staat het krijgen van een basisvertrouwen in de ouders/verzorgers voorop. Daarna staat de eigen wil van het kind centraal. Het kind leert de grenzen tussen het “ik” en de buitenwereld. Het gevoel van beheersing van zichzelf (bijvoorbeeld zindelijk worden) zonder gevoel van verlies van eigen waarden, is de bron van vrije wil. Het spel ontwikkelt zich in de eerste jaren van het aftasten en ontdekken van speelgoed naar individueel spel. Kinderen zoeken elkaar op maar spelen nog los van elkaar. De kinderen zijn in deze fase nog heel egocentrisch. Ze kunnen zich nog niet inleven in de belevingswereld van een ander. Vanaf het derde levensjaar krijgt het kind een rijke fantasie en kan daardoor allerlei angsten gaan ontwikkelen. Het kind gaat de fantasie ook in zijn spel brengen. Het fantasiespel is voor kinderen dan ook een mogelijkheid om gebeurtenissen te verwerken en er grip op te krijgen. In deze fase is er ook voor het eerst sprake van ‘echt’ samenspel. Kinderen gaan de sekseverschillen opmerken en de ouder van dezelfde sekse intimideren. Hierdoor ontwikkelt het kind een eigen identiteit.

Taalontwikkeling

De taalontwikkeling kan worden onderverdeeld in drie fasen. De pre-linguale fase van 0 tot 1 jaar, de vroeg-linguale fase van 1 tot 2,5 jaar en de differentiatiefase van 2,5 tot 5 jaar. De taal is onder te verdelen in expressieve (uiten) en passieve (begrip) taal. In deze gehele periode ontwikkelt de expressieve taal zich van huilen tot een volledige spraak/taalontwikkeling en de passieve taal tot een volledig begrip van wat gezegd wordt.

In de eerste periode kan het kind alleen maar huilen om zijn onlustgevoelens te uiten. Het huilen is wel gedifferentieerd. Ouders/ verzorgers herkennen de verschillende “huiltjes” van hun kind. In de derde maand begint het kind te brabbelen en krijgt het plezier in geluidjes. Het brabbelen begint met tateren en kraaien en verloopt via klinkerachtige geluidjes naar het echt brabbelen (dezelfde klanken achter elkaar). In de achtste maand begint het kind met het imiteren van klanken en wordt er een zekere intonatie waarneembaar. Het kind krijgt steeds meer plezier in geluidsspelletjes en begint met medeklinkers te brabbelen. In de tiende maand is een kind ook in staat een bekend voorwerp te zoeken als dat wordt gevraagd (passieve taal). Aan het eind van het eerste jaar kan een kind woordjes “mama” en “dada” zeggen, zij het niet altijd terecht. Een duidelijk verbod en een eenvoudige vermaning worden door het kind begrepen. Een éénjarige kind begrijpt woorden als “mama” en “dag” en heeft een woordenschat tussen de 3 en 50 woorden. De woordenschat maakt een enorme groei door en als een kind 3 jaar is heeft het een woordenschat van meer dan 100 woorden en gebruikt het tweewoord uitingen. Tegen de tijd dat een kind vier jaar is, beslaat de woordenschat meer dan 1000 woorden, benoemt het dingen die het ziet en is het verstaanbaar voor vreemden. Op vijfjarige leeftijd is de spraak/taalontwikkeling (ook grammaticaal) in principe volledig ontwikkeld.

Onze visie op kinderopvang

Villa Valentijn Middelburg vindt het belangrijk, dat kinderen verblijven in een omgeving die veilig, uitnodigend en stimulerend voor hen is en geborgenheid en warmte uitstraalt. Het is belangrijk, dat een kind zich thuis voelt en zich hierdoor vrij voelt en uitgedaagd wordt om tot een “zelfstandige” peuter te groeien. Naast deze individuele ontwikkeling vindt Valentijn het groepsproces belangrijk. Binnen dit proces maken de kinderen zich spelenderwijs sociale vaardigheden behorende bij hun ontwikkelingsniveau eigen. Een ander belangrijk punt is de relatie van het kind met de leidster. De leidster kan nooit de ouder/verzorger vervangen maar het is noodzakelijk dat de leidster een goede relatie opbouwt met het kind zodat het zich veilig voelt en weet dat er iemand is die het kan vertrouwen.

Kinderopvang kan gezien worden als een aanvulling op de opvoedingssituatie thuis. Een goede relatie tussen leidster en ouders/verzorgers is nodig voor een goed opvoedproces. Dit betekent dat ouders hun wensen betreffende de verzorging en opvoeding kenbaar kunnen maken. Mits deze wensen passen binnen de mogelijkheden en de doelstelling van Villa Valentijn Middelburg, wordt hier rekening mee gehouden. Aangezien de ouders/verzorgers die gebruik maken van kinderopvang in het algemeen werken, vindt Villa Valentijn Middelburg het van belang dat er binnen het kinderdagverblijf een zodanig klimaat heerst dat ouders/verzorgers hun kind met een gerust hart brengen. Dit wordt bereikt door naast het creëren van een veilige en warme omgeving voor kinderen, er voor zorg draagt dat iedere groep een vaste leidster heeft en dat vragen en opmerkingen van ouders/verzorgers serieus worden behandeld.

Doelstelling

Villa Valentijn Middelburg heeft vanuit het bovenstaande de volgende pedagogische doelstelling geformuleerd:

“Het geven van verzorging en begeleiding aan kinderen, door deskundige leidsters in het verlengde en in wisselwerking met het eigen opvoedingsmilieu in een passende omgeving, gericht op een optimale ontwikkeling van het kind, door middel van spel- en contactmogelijkheden in een groepsverband van verantwoorde omvang, waarbij de door de ouders/verzorgers geformuleerde uitgangspunten zoveel mogelijk worden nagestreefd”.